Auteursrechten na echtscheiding
Wat gebeurt er met mijn auteursrechten na een echtscheiding?
mr. Suzan Slijpen (1)
U bent een succesvol schrijver, beeldhouwer, kunstschilder, software-ontwikkelaar, tekstdichter of componist en produceert regelmatig werken van betekenis. U bent getrouwd, heeft een geregistreerd partnerschap of woont samen. Maar op enig moment is de liefde voorbij. U en uw echtgenoot of partner besluiten uit elkaar te gaan.
Een echtscheiding is in emotioneel opzicht al ingrijpend genoeg. Daarnaast moet er vaak ook nog een verdeling plaatsvinden van de gezamenlijke goederen; een complexe aangelegenheid die tot aardig wat spanningen en onzekerheden kan leiden. Een belangrijke vraag is wat een scheiding betekent voor uw auteursrechten.
Een auteursrecht is een goed
Voor we dieper in kunnen gaan op de vraag wat er met auteursrechten gebeurt na een scheiding, moeten we eerst bepalen wat auteursrechten –in technisch opzicht- nu eigenlijk zijn en hoe ze zich tijdens een huwelijk of geregistreerd partnerschap gedragen. We duiken daarom in de wet.
Uit artikel 1 en 2 van de Auteurswet volgt dat een auteursrecht (het uitsluitende recht van een maker om zijn werk openbaar te maken en te verveelvoudigen) een goed is in de zin van artikel 3:1 Burgerlijk Wetboek. Dit laatste artikel bepaalt dat ‘Goederen zijn alle zaken en alle vermogensrechten’.
Het auteursrecht is op de eerste plaats een goed. Meer specifiek is het een vermogensrecht. Dat sluit mooi aan bij het bepaalde in artikel 2 Auteurswet, dat nog eens benadrukt dat een auteursrecht zich als vermogensrecht gedraagt: het is vatbaar voor gehele of gedeeltelijke overdracht, kan worden bezwaard met een beperkt recht en gaat over bij erfopvolging.
Auteursrechten zijn vermogensrechten
Omdat een auteursrecht een vermogensrecht is, wordt het mede beheerst door de algemeen vermogensrechtelijke regels van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek..
Maar er is meer. Een auteursrecht is een bijzonder soort recht in die zin, dat het uiteen valt in (commerciële) exploitatierechten enerzijds en persoonlijkheidsrechten anderzijds. Een auteursrecht is enkel en alleen een vermogensrecht voor zover het de exploitatierechten betreft.
De persoonlijkheidsrechten, die de morele belangen van de auteur (componist, schrijver, kunstenaar) dienen, worden in de literatuur en praktijk als niet overdraagbaar beschouwd –exploitatie van die rechten is dus niet mogelijk- en kunnen om die reden niet als vermogensrecht kwalificeren. Integendeel: wetssystematisch worden de persoonlijkheidsrechten als beperkingen op het exploitatierecht beschouwd.
Het exploitatie-auteursrecht valt in een gemeenschap
Het auteursrecht als vermogensrecht (het exploitatie-auteursrecht) kan op een aantal wijzen deel uit maken van een gemeenschap. Van een gemeenschap is sprake indien één of meer goederen toebehoren aan één of meer deelgenoten gezamenlijk, aldus de tekst van artikel 3:166 Burgerlijk Wetboek.
Allereerst kan men denken aan de situatie dat een auteursrecht deel uitmaakt van een nalatenschap, in welk geval het recht op twee of meer erfgenamen kan overgaan Ten aanzien van dat recht ontstaat er een gemeenschap tussen de erfgenamen. Ook is er de ad hoc gemeenschap die ontstaat in geval van co-auteurschap, waarbij niet enkel sprake is van een gemeenschap ten aanzien van het vermogensrecht maar tevens van een gemeenschappelijk werk. Daarnaast geldt dat een auteursrecht in een huwelijksgemeenschap kan vallen.
Huwelijkse voorwaarden en gemeenschap van goederen
Door een huwelijk of een geregistreerd partnerschap gaat een auteursrecht over van het privévermogen van de auteur naar de wettelijke gemeenschap van goederen. Die overgang vindt van rechtswege -dus automatisch- plaats. Wilt u voorkomen dat het auteursrecht deel uit gaat maken van een huwelijksgemeenschap, dan is het zaak dit bij huwelijkse voorwaarden te regelen. Wees gerust, u hoeft geen haast te hebben. U kunt ook tijdens het huwelijk nog voorwaarden laten opstellen.
Maakt u ten aanzien van de door u verworven auteursrechten geen bijzondere afspraken met uw echtgenoot, dan valt het auteursrecht in de gemeenschap. In dat geval gelden de bijzondere bepalingen van Boek 1 titel 7 Burgerlijk Wetboek. Bent u niet getrouwd, maar heeft u wél een geregistreerd partner, dan gelden eveneens de bepalingen van Boek 1 titel 7. Op grond van artikel 1:80b Burgerlijk Wetboek zijn de bepalingen omtrent het huwelijk van overeenkomstige toepassing op het geregistreerd partnerschap.
Waar ik in het nu volgende spreek over ‘huwelijk’ of ‘echtgenoot’ bedoel ik mede ‘geregistreerd partnerschap’ en ‘partner’.
Het exploitatie-auteursrecht valt in de huwelijksgemeenschap: bijzondere bepalingen
Artikel 94 van Boek 1 BW bepaalt dat vanaf het moment van voltrekking van het huwelijk tussen de echtgenoten van rechtswege een gemeenschap bestaat. In beginsel omvat de huwelijksgemeenschap alle goederen van de echtgenoten die bij aanvang van de gemeenschap aanwezig waren of die nadien werden verkregen, zolang de gemeenschap niet is ontbonden. Voorts vallen ook de lasten in de gemeenschap.
Lid 2 van artikel 94 geeft een bijzondere regel voor aan één der echtgenoten verknochte goederen: ‘Goederen en schulden die aan één der echtgenoten op enigerlei bijzondere wijze verknocht zijn, vallen slechts in de gemeenschap voor zover zich die verknochtheid zich hiertegen niet verzet. Lid 4 bepaalt –voor zover hier van belang- dan nog dat indien bepaalde goederen niet in de gemeenschap vallen, de vruchten van die goederen dat evenmin doen.
Verknochtheid: exploitatierechten kunnen buiten de huwelijksgemeenschap vallen
In zijn algemeenheid –aldus wetsgeschiedenis en bestendige praktijk- neemt men aan dat verknochtheid in de zin van artikel 1:94 lid 3 BW niet opgaat voor de exploitatierechten. Ik teken nu reeds aan dat het niet om een absolute waarheid gaat; men heeft aansluiting gezocht bij dit uitgangspunt omdat het dogmatisch en maatschappelijk ‘juist’ lijkt. Of leek. Er valt wel degelijk aan te tornen, nu dit uitgangspunt dateert uit midden jaren vijftig van de vorige eeuw en er sindsdien het nodige veranderd is. Dat óók het exploitatie-auteursrecht buiten de huwelijksgemeenschap zou moeten blijven- tenzij anders overeen gekomen- is alleszins verdedigbaar.
Auteursrechten op muziekwerken overgedragen aan Buma/Stemra
Voor componisten die zijn aangesloten bij Buma/Stemra liggen de zaken nog een stukje ingewikkelder. Alle exploitatierechten waaronder de openbaarmakingsrechten en de verveelvoudigingsrechten op bestaande en toekomstige muziekwerken zijn doorgaans door de componist aan het begin van diens carrière (zelfs met uitsluiting van de auteur zelf) aan Buma/Stemra overgedragen middels het exploitatiecontract. Daardoor is Buma/Stemra in juridisch en economisch opzicht eigenaar geworden van die auteursrechten.
Hoe het ook zij met de huwelijksgemeenschap of de levering van toekomstige werken, de ex echtgenoot van de componist is geen partij bij die exploitatieovereenkomst. Deze ex echtgenoot is immers geen maker... Hij of zij kan na een echtscheiding dan ook geen aanspraak maken op de vruchten van die overgedragen auteursrechten. Bovendien kan een auteur zijn auteursrechten en de daaruit voortvloeiende exploitatierechten maar één keer overdragen en leveren aan een andere partij, voor onbepaalde duur (dit bijvoorbeeld in tegenstelling tot een non-exclusieve licentie). (Ook) om die reden zou een vordering van een ex partner-niet-maker op een componist of een tekstschrijver kunnen stranden.
Publisher en muziekuitgavecontract
Daarnaast heeft een succesvolle auteur diens werken in de regel ondergebracht bij een uitgever, middels een publishing deal. Ook hier is doorgaans sprake van een akte van overdracht en levering van de auteursrechten op de betreffende muzikale composities. Buma/Stemra betaalt (repartitie) vervolgens het uitgeversdeel uit de exploitatie aan de publisher en het schrijversdeel aan de auteur. Deze vergoedingen noemen we ook wel royalties.
Persoonlijkheidsrechten blijven bij de auteur na een echtscheiding
De aan het auteursrecht inherente persoonlijkheidsrechten (artikel 25 Auteurswet) zijn niet van vermogensrechtelijke aard en vallen derhalve buiten de huwelijksgemeenschap. Men kan het ook anders zeggen: de persoonlijkheidsrechten zijn naar hun aard bijzonder verknocht en kunnen om die reden niet in een huwelijksgemeenschap vallen.
Bijzonder belang komt toe aan artikel 1:97 BW, welk artikel ziet op de bestuursverdeling binnen de huwelijksgemeenschap. Op grond van dit artikel –dat een uitzondering vormt op het algemene artikel 3:170 lid 1 BW (zie verder)- is de echtgenoot op wiens naam het goed staat, primair bevoegd tot het bestuur over dat goed. In geval het goed een auteursrecht is, vloeit uit deze bepaling voort dat de echtgenoot-maker de ‘eerst gerechtigde’ is of in ieder geval moet zijn.
Voorts stip ik aan: artikel 1:99 lid 1 sub b BW dat bepaalt dat ingeval van beëindiging van een huwelijk door echtscheiding, de gemeenschap van rechtswege wordt ontbonden op het tijdstip van indiening van het verzoek tot echtscheiding. De huwelijksgemeenschap is vanaf dat moment ontbonden, hoewel er nog geen sprake is van een verdeling.
Juridische transformatie
Het aandeel in de ontbonden huwelijksgemeenschap is op grond van de wet gelijk voor ieder van de ex-echtgenoten. Dat geldt niet alleen voor de baten, maar ook voor de lasten. Bijzonder is nu dat er een juridische transformatie heeft plaatsgevonden: de huwelijksgemeenschap is veranderd in een ‘gewone’ gemeenschap in de zin van artikel 3:166 Burgerlijk Wetboek. Dit betekent dat de bepalingen van Boek 3 Burgerlijk Wetboek ook van betekenis zijn voor het gemeenschappelijk exploitatie-auteursrecht.
Algemeen vermogensrechtelijke bepalingen: de gemeenschap
In het algemeen vermogensrechtelijk deel van het Burgerlijk Wetboekvinden we de bepalingen inzake de gewone gemeenschap. Artikel 3:166 lid 1 bepaalt dat een gemeenschap aanwezig is wanneer een of meer goederen toebehoren aan twee of meer deelgenoten gezamenlijk.
Lid 2 bepaalt dat de aandelen van de deelgenoten gelijk zijn, tenzij de uit hun rechtsverhouding anders voortvloeit. Tot slot bepaalt lid 3 dat deelgenoten verplicht zijn zich jegens elkaar overeenkomstig de eisen van redelijkheid en billijkheid te gedragen, conform het bepaalde in artikel 6:2 Burgerlijk Wetboek.
Beheersregeling
Voorts stip ik kort aan: de beheersregeling van artikel 3:168, op grond waarvan de kantonrechter een beheersregeling kan treffen op verzoek van de meest gerede partij; artikel 3:169 op grond waarvan iedere deelgenoot bevoegd is tot gebruik van het gemeenschappelijk goed, tenzij een regeling anders bepaalt; artikel 3:170 dat ziet op handelingen betreffende het beheer van het gemeenschappelijke goed. Deze bepaling zou de basis kunnen vormen voor (verbods)acties betreffende schendingvan auteursrechten door derden. In beginsel –mits sprake van een situatie als bepaalt in 3:170 lid 1- ook door de ex-echtgenoot kunnen worden uitgeoefend.
Een tamelijk belangrijk artikel is dan nog 3:172, dat bepaalt dat ‘tenzij een regeling anders bepaalt, delen de deelgenoten naar evenredigheid van hun aandelen in de vruchten en andere voordelen die het gemeenschappelijke goed oplevert, en moeten zij in dezelfde evenredigheid bijdragen tot de uitgaven die voortvloeien uit de handelingen welke bevoegdelijk ten behoeve van de gemeenschap zijn verricht.
Exploitatie van gemeenschappelijk auteursrecht behoeft instemming alle rechthebbenden
Ik herhaal nog eens: voorop staat dat exploitatie-auteursrechten goederen zijn, meer specifiek zijn het vermogensrechten die van rechtswege in dehuwelijksgemeenschap vallen (vlg Spoor/Verkade/Visser en T&C IE commentaar bij art 2 Auteurswet). Het auteursrecht dat toekomt aan een schrijver, is daarom tevens een auteursrecht van de echtgenoot van de schrijver. Nu de vermogensrechtelijke species-regeling ten gevolge van de echtscheiding naar de achtergrond verschoven is, geldt dat er ex nunc sprake is van algemene gemeenschap. In een dergelijke gemeenschap kan de exploitatie van het gemeenschappelijk auteursrecht –net zoals geldt voor alle andere gemeenschapsgoederen- op grond van de wet alleen plaatsvinden met instemming van alle deelgenoten in die gemeenschap, tenzij partijen daar andere afspraken over hebben gemaakt (vlg. artikel 3:170 lid 2 jo 3:168 lid 1 Burgerlijk Wetboek).
Ook uit de Auteurswet zelf volgt dit uitgangspunt nu uit de toelichting bij de Auteurswet (met name bij artikel 26) blijkt dat de exploitatie van gemeenschappelijk auteursrecht de instemming van alle betrokkenen behoeft.
Toestemming en handhaving problematisch bij ex-echtgenoot (niet-maker)
In geval van een echtscheiding stuiten we dus op een tweetal moeilijkheden. Eerste moeilijkheid is dat de echtgenoot-maker steeds de toestemming van de ex-echtgenoot (niet-maker) behoeft teneinde de auteursrechten te kunnen exploiteren. Dit vereiste van toestemming komt in de praktijk dikwijls neer op een vetorecht, waarmee de uitoefening van het exploitatie-auteursrecht effectief geblokkeerd kan worden.
Ten tweede is problematisch dat de handhaving van auteursrechten o.g.v. artikel 26 Auteurswet door ieder apart kan plaatsvinden, hetgeen strookt met het bepaalde in artikel 3:170 lid 1 Burgerlijk Wetboek. Anders geformuleerd: zou één der deelgenoten exploiteren zonder de vereiste instemming van de ander, dan heeft de ander de wettelijke bevoegdheid om tot handhaving over te gaan.
Onbillijke gevolgen voor de maker
Rechthebbenden op een gemeenschappelijk auteursrecht kunnen het elkaar dus erg moeilijk maken. Behoeft geen betoog dat dit tot een patstelling kan leiden. Een onwenselijke situatie die tot onbillijke gevolgen kan leiden, zeker als men bedenkt dat slechts één van de deelgenoten als maker van de werken heeft te gelden, terwijl de ander geen creatieve, geestelijke en/of intellectuele inspanningen heeft verricht teneinde als auteursrechthebbende te worden aangemerkt.
Er is enkel sprake van een vorm van mede-eigendom omdat partijen in gemeenschap van goederen zijn gehuwd en terzake van de auteursrechten geen huwelijkse voorwaarden zijn overeen gekomen. Vergelijk het geval waarin twee of meer makers een gezamenlijk auteursrecht toekomt omdat zij tezamen een werk hebben voortgebracht, in welk geval billijk is dat beide makers een exploitatie-auteursrecht hebben en dit ook kunnen uitoefenen.
Intellectuele eigendomsrechten zien op bescherming creatieve inspanningen van de maker
In dit geval valt niet goed te begrijpen waarom een ex-echtgenoot (niet maker) –ex artikel 3:172 Burgerlijk Wetboek- blijvend het auteursrecht zou moeten kunnen exploiteren; het bepaalde van artikel 3:172 staat immers haaks op de rechtsgrond van het auteursrecht. Intellectuele eigendomsrechten –het auteursrecht daaronder- zien immers vooral op de bescherming van de intellectuele inspanningen van de maker: de omstandigheid dat de maker tijd, energie en geld gestoken heeft in de vervaardiging van een werk, zoals een muziekstuk, boek, schilderij of beeldhouwwerk, rechtvaardigt dat hem een uitsluitend exploitatierecht toekomt en dat zijn persoonlijkheidsrechten worden gerespecteerd.
Redelijkheid en billijkheid
Blijft de vraag hoe nu om te gaan met de exploitatie-auteursrechten die deel uit maakten van een huwelijksgemeenschap en zich thans in een onverdeelde algemene gemeenschap bevinden.
Ik meen dat zonder meer verdedigbaar is dat de exploitatie-auteursrechten de persoonlijkheidsrechten volgen en dat zij als verknochte goederen –ex artikel 1:94 lid 3 Burgerlijk Wetboek- buiten de gemeenschap zijn gebleven, zodat tevens de vruchten van die goederen buiten de gemeenschap zijn gevallen. Zoals gezegd volgen de intellectuele eigendomsrechten de maker en het aan het auteursrecht verbonden exploitatierecht valt primair hem toe. Voor een dergelijk uitgangspunt moet ruimte worden gemaakt, zeker in het licht van de huidige maatschappelijke werkelijkheid -waarin doorgaans beide echtgenoten een zelfstandig inkomen genereren, er minder sprake is van co-independency dan in de vijftiger jaren en huwelijken/relaties sneller beëindigd worden. Dit uitgangspunt wordt echter nog niet algemeen geaccepteerd.
Boedelscheiding en verrekeningsplicht
Secundair kan men zich op het volgende beroepen. Ingevolge artikel 1:97 Burgerlijk Wetboek staat het auteursrecht als regel onder het bestuur van de echtgenoot die tevens maker is. We hebben bovendien gezien dat het auteursrecht primair de prestatie van de maker beschermd. In geval van een boedelscheiding bij echtscheiding zal derhalve de redelijkheid en billijkheid meebrengen dat de auteursrechten zullen moeten worden toegescheiden aan de echtgenoot-auteur, die terzake een verrekeningsplicht zal hebben.
Verrekening ex artikel 3:169 Burgerlijk Wetboek
Verrekening zal plaats kunnen vinden op grond van artikel 3:169 Burgerlijk Wetboek. Ingevolge deze bepaling is immers iedere deelgenoot bevoegd tot het gebruik van een gemeenschappelijk goed, mits dit gebruik met het recht van de overige deelgenoten te verenigen is. Volgens de toelichting bij deze bepaling vloeit daaruit voort dat indien een van de deelgenoten de goederen met uitsluiting van de ander heeft gebruikt, zal hij de ander die van gebruik en genot van het goed verstoken is gebleven terwijl hij daar uit hoofde van mede-eigendom recht op had, schadeloos moeten stellen. Die schadeloosstelling zal naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid worden vastgesteld.
Vaststellingsovereenkomst: eenmalige afrekening
In voorkomend geval lijkt mij dat de scheidende deelgenoten terzake van de auteursrechten een eenmalige afrekening overeen dienen te komen, uitgaande van de huidige waarde van de auteursrechten. Een en ander dient vastgelegd te worden in een vaststellingsovereenkomst, onder verlening van finale kwijting en afstand van recht. Na afrekening hebben de deelgenoten dan op auteursrechtelijk gebied niets meer van elkaar te vorderen.
Zorg echter wel dat u exploitatie-auteursrechten op een juiste manier laat taxeren en maak heldere afspraken met uw ex-echtgenoot. Uiteraard kunnen wij u van dienst zijn!
(1) mr. Suzan Slijpen studeerde Nederlands Recht bij prof. mr. Ewoud Hondius aan het Departement Rechtsgeleerdheid van de Universiteit Utrecht. Met haar scriptie, over de invloed van padafhankelijkheid op Europeanisering van het verbintenissenrecht won zij de Molengraaff Instituut Scriptieprijs 2015.