Deel 2: Muziek in het Onderwijs - De Wettelijke Basis voor toelaatbare beperkingen op Auteursrechten en Naburige Rechten
In Deel 1 van de blog 'Muziek in het Onderwijs' bespraken we de onderwijsexceptie in de praktijk en de verschillende uitvoeringsregelingen per onderwijsvorm. We zagen dat er voor muziek geen afspraken kunnen worden gemaakt met Stichting PRO, zoals dat voor een belangrijk aantal andere vormen van gebruik van andermans intellectueel eigendom met een educatief doel wel kan.
Toestemming en billijke vergoeding
Voor muziek moeten we ofwel bij de rechthebbenden zelf zijn (auteursrechthebbenden, producenten, platenmaatschappijen, uitgeverijen), ofwel bij Buma/Stemra en Sena. Er is dus geen sprake van een centraal loket waar men alles met één muisklik kan afhandelen. In bepaalde gevallen is er geen toestemming nodig voor muziekgebruik maar vaak ook wel, in combinatie met het betalen van een billijke vergoeding. In Deel 2 komt hieronder de wettelijke basis voor toelaatbare beperkingen op auteursrechten en naburige rechten aan bod.
Driestappentoets Auteursrechtrichtlijn
We duiken allereerst even kort in de wet en de internationale verdragen omtrent beperkingen op intellectuele eigendomsrechten in een educatieve setting. De belangrijkste daarvan is de Richtlijn harmonisatie auteursrecht in de informatiemaatschappij uit 2001, kortweg de Auteursrechtrichtlijn, die naar verwachting medio 2016 zal worden herzien. Andere relevante richtlijnen en verdragen zijn de Berner Conventie, het TRIPS verdrag, de Universele Auteursrechtconventie en het WIPO Auteursrechtverdrag.
Beperkingen op het Auteursrecht
Op grond van de Auteursrechtrichtlijn kan de Nederlandse wetgever slechts beperkingen op het auteursrecht toestaan als die voldoen aan de zogenaamde driestappentoets (art. 5 lid 5 Auteursrechtrichtlijn).
De beperkingen zijn slechts toelaatbaar indien:
- er sprake is van bepaalde bijzondere gevallen;
- daarbij geen afbreuk wordt gedaan aan de normale exploitatie van het beschermde werk;
- de wettige belangen van de auteursrechthebbende niet op een onredelijke manier worden geschaad.
Indien aan deze driestappentoets is voldaan, wordt een beperking niet als een inbreuk op auteursrechten beschouwd. Het belang van de auteursrechthebbende wordt aldus afgewogen tegen het algemeen belang (zoals onderwijs) alsook de maatschappelijke en economische belangen van derden. In geval van conflicten over deze materie is het Europese Hof van Justitie de hoogste rechter.
Wettige belangen van de auteursrechthebbende
Als wettige of gerechtvaardigde belangen onder punt drie van de driestappentoets worden doorgaans onderscheiden:
- het recht op een billijke vergoeding (expliciet vereiste nieuw auteurscontractenrecht)
- bronvermelding en naamsvermelding (het geven van de juiste credits)
- de omvang of lengte van hetgeen wordt overgenomen (lang, kort, integraal)
- de manier waarop wordt overgenomen (bovendien uit rechtmatige bron)
- het respecteren van morele rechten ofwel persoonlijkheidsrechten (niet verminken)
Beperkingen op het auteursrecht van de maker zijn derhalve onder bepaalde omstandigheden (driestappentoets inclusief zorgvuldige belangenafweging)mogelijk in het onderwijs, bij het citaatrecht, bij eigen gebruik, bij werken van de overheid en bij vrije nieuwsgaring (dit is geen limitatieve opsomming). In veel voorkomende gevallen zijn hiervoor collectieve regelingen getroffen met CBO’s, zoals de Bloemlezingsregeling, de Readerregelingen, de Afkoopregeling en de Thuiskopieheffing.
Wettelijke basis voor beperkingen auteursrecht in artikel 12 lid 5 en artikel 16 Auteurswet
De wettelijke basis voor het gebruik van auteursrechtelijk materiaal zonder voorafgaande expliciete toestemming van de rechthebbenden is gelegen in artikel 16 Auteurswet (Aw). De reproductie en verveelvoudiging van de muziek dient in directe relatie te staan met het onderwijs. Onder artikel 12 lid 5 Aw valt bijvoorbeeld het klassikaal vertonen van films of het gezamenlijk beluisteren van audio (openbaren) in het kader van het onderwijsprogramma. In de Auteursrechtrichtlijn vindt men de onderwijsexceptie terug in artikel 5 lid 3 sub a en o.
Wettekst artikel 12 lid 5 Aw:
‘Onder een voordracht, op- of uitvoering of voorstelling in het openbaar wordt niet begrepen die welke uitsluitend dient tot het onderwijs dat vanwege de overheid of vanwege een rechtspersoon zonder winstoogmerk wordt gegeven, voor zover de voordracht, op- of uitvoering of voorstelling deel uitmaakt van het schoolwerkplan of leerplan voor zover van toepassing, of tot een wetenschappelijk doel.’
Bij een voorstelling of opvoering in het kader van het onderwijs behoeft derhalve ook geen billijke vergoeding te worden betaald.
Wettekst artikel 16 Aw:
‘Als inbreuk op het auteursrecht op een werk van letterkunde, wetenschap of kunst wordt niet beschouwd de verveelvoudiging of openbaarmaking van gedeelten ervan uitsluitend ter toelichting bij het onderwijs, voor zover dit door het beoogde, niet-commerciële doel wordt gerechtvaardigd, mits:
1°. het werk waaruit is overgenomen rechtmatig openbaar gemaakt is;
2°. het overnemen in overeenstemming is met hetgeen naar de regels van het maatschappelijk verkeer redelijkerwijs geoorloofd is;
3°. artikel 25 (Aw) in acht wordt genomen;
4°. Voor zover redelijkerwijs mogelijk, de bron, waaronder de naam van de maker, op duidelijke wijze wordt vermeld; en
5°. aan de maker of zijn rechtverkrijgenden een billijke vergoeding wordt betaald.’
In dit geval moet er wel een billijke vergoeding worden betaald aan de auteursrechthebbenden.
Rechten van producenten van fonogrammen beperkt in artikel 2 lid 8, artikel 10f en artikel 11 Wet Naburige Rechten
Natuurlijk gaat het bij de onderwijsexceptie niet alleen om auteursrechten maar ook om naburige rechten van uitvoerende musici en platenproducenten. Hier gaat het om het naburig recht op de uitvoering en de vastlegging, uitzending en reproductie daarvan online, op een film of op cd. Zoals de uitzending of reproductie van een uitvoering (live, via streaming of op cd) van Madonna, of van het Concertgebouworkest. Het musiceren of zingen en de opname daarvan. De artikelen 12 lid 5 en 16 Aw kennen een evenknie in de artikelen 2 lid 8 (openbaar maken uitvoering in het kader van een leerplan), 10f (reproductie fonogram) en 11 (beperking intellectuele eigendomsrechten) Wet Naburige Rechten (Wnr).
Wettekst artikel 2 lid 8 Wnr:
‘Onder het openbaar maken van een uitvoering wordt niet begrepen de uitvoering welke uitsluitend gebruikt wordt voor het onderwijs dat vanwege de overheid of vanwege een rechtspersoon zonder winstoogmerk wordt gegeven, voorzover deze uitvoering deel uitmaaktvan het schoolwerkplan, leerplan of instellingswerkplan of dient tot een wetenschappelijk doel.’
Wettekst artikel 10f Wnr:
‘Als inbreuk op de rechten, bedoeld in de artikelen 2, 6, 7a en 8 (Wnr), wordt niet beschouwd: de reproductie van een opname van een uitvoering, fonogram, eerste vastlegging van een film of opname van een programma, of een reproductie daarvan, door voor het publiek toegankelijke bibliotheken, onderwijsinstellingen of musea of door archieven die niet het behalen van een direct of indirect economisch of commercieel voordeel nastreven, indien het reproduceren geschiedt met als enig doel een opname van een uitvoering, fonogram, eerste vastlegging van een film of opname van een programma, of een reproductie daarvan, voor de instelling te behouden bij aantoonbare dreiging van verval dan wel raadpleegbaar te houden als de technologie waarmee het toegankelijk kan worden gemaakt in onbruik raakt; artikel 16n, tweede lid, onder 1° en 2°, van de Auteurswet is van overeenkomstige toepassing; ten aanzien van een uitvoering dient artikel 5 (Wnr) in acht te worden genomen.’
Wettekst artikel 11 Wnr:
‘Van inbreuk op de rechten, bedoeld in de artikelen 2, 6, 7a en 8 (Wnr), is geen sprake indien de handelingen, bedoeld in de artikelen 2, 6, 7a en 8, uitsluitend worden verricht ter toelichting bij het onderwijs, voor zover dit door het beoogde, niet commerciële doel wordt gerechtvaardigd; artikel 16, eerste lid, onder 1°, 2°, 4° en 5°, van de Auteurswet is van overeenkomstige toepassing; ten aanzien van een uitvoering dient artikel 5 (Wnr) in acht genomen te worden.’
Bron: http://wetten.overheid.nl
Ook een billijke vergoeding bij naburige rechten en geen winstoogmerk.
Bij zowel de vrijstelling in de Wet Naburige Rechten als die in de Auteurswet geldt dat er een billijke vergoeding moet worden betaald aan de rechthebbenden en dat de onderwijsinstelling geen winstoogmerk mag hebben. Vergelijk bijvoorbeeld artikel 7 Wnr. Bepaalde onderwijsinstanties kunnen daardoor niet profiteren van de onderwijsexceptie. Zonder het betalen van een billijke vergoeding is er sprake van een inbreuk op auteursrechten en naburige rechten.
Onderwijsexceptie als beperking verbodsrecht is geen inbreuk
Het gebruik van korte gedeelten van auteursrechtelijk beschermde werken ten dienste van niet-commercieel onderwijs zonder voorafgaande toestemming is in wezen een beperking van het verbodsrecht van de rechthebbende(n). Een soortgelijke beperking van het verbodsrecht vindt men bij de parodie, het citaatrecht en het maken van een privé kopie voor eigen gebruik. Als aan de driestappentoets is voldaan en aan de vereisten van het specifieke geval dan vormen deze beperkingen in beginsel geen inbreuk op de intellectuele eigendomsrechten van de belanghebbenden.
Geen toestemming auteursrechthebbenden wel collectieve vergoeding
In het onderwijs doen zich derhalve situaties voor waarbij er geen voorafgaande toestemming aan de auteursrechthebbenden behoeft te worden gevraagd maar waar wel een doorlopende collectieve vergoeding wordt betaald via Buma/Stemra en Sena. Zoals gezien hoeft er bij onderwijsondersteunend gebruik van muziek doorgaans geen vergoedingen te worden betaald en is voorafgaande toestemming niet vereist, enkele uitzonderingen daargelaten. Daarnaast doen zich situaties voor waarin wel een individuele maatwerk licentie moet worden afgesloten, ofwel via de CBO’s, ofwel rechtstreeks aan de auteurs dan wel hun muziekuitgeverij.
Citaatrecht, bronvermelding en naamsvermelding
Een andere belangrijke beperking van het auteursrecht is het citaatrecht. Er mag onder bepaalde voorwaarden worden geciteerd in het onderwijs zonder dat daarvoor voorafgaande toestemming dient te worden verkregen. Het moet gaan om een kort citaat in een werkstuk als een paper of afstudeerscriptie. Er behoeft geen billijke vergoeding te worden betaald.
Daarbij is wel een bronvermelding (naam oorspronkelijke auteur en vindplaats) vereist van het eerder gepubliceerde werk waaruit wordt geciteerd. Ook moet het citaat inhoudelijk relevant zijn en mag het geen groot onderdeel uitmaken van het geheel. Voor een vertaling van het citaat gelden dezelfde regels. Tekeningen, foto’s en illustraties mogen ook worden geciteerd, dit noemen we een beeldcitaat. Ook het citaatrecht moet voldoen aan de driestappentoets.
Bloemlezingsregeling en WEU-Regeling
De Bloemlezingsregeling bevat afspraken tussen uitgevers- en letterkundigenverenigingen voor het overnemen van korte gedeelten (maximaal 2500 woorden) eerder gepubliceerde tekst in educatieve uitgaven. De Regeling Bloemlezingen en de daarvan afgeleide Wetenschappelijke en Educatieve Uitgaven (WEU-Regeling) is een brancheregeling tussen stakeholders zoals de Groep Educatieve Uitgeverijen (GEU), de Groep Uitgevers voor Vak en Wetenschap (UVW) en het Nederlandse Uitgeversverbond (NUV) inzake onderwijspublicaties. De Regelingen gelden voor tekst en poëzie maar ook voor illustraties, topografische kaarten, schema’s, diagrammen en tabellen. Ze gelden echter niet voor muziek.
Formule auteurshonorarium en overnametarief
De Regeling Bloemlezingen en de WEU-Regeling hanteren een overnametarief op basis waarvan het auteurshonorarium en het uitgevershonorarium middels een formule kunnen worden berekend. Elke uitgever die een auteursrechtelijke relevante bijdrage levert aan de onderwijspublicatie wordt hiervoor dus gecompenseerd, mede op basis van een paginatarief, het aantal pagina’s, de oplage of het aantal studenten. Deze formule kan worden toegepast op alle publicaties (uitgezonderd muziek) zonder winstoogmerk waarin korte gedeelten worden overgenomen. Ook de overeenkomsten tussen Stichting PRO en de verschillende onderwijsinstellingen, waaronder de Afkoopregeling en de readerregelingen, zijn in wezen op de Bloemlezingsregeling gebaseerd.
Afkoopregeling korte overname
Wil een Hogeschool of Universiteit in haar onderwijsmateriaal gebruik maken van bestaande publicaties dan mogen ingevolge de Afkoopregeling korte gedeelten van bestaand werk worden overgenomen. Hoeveel woorden een korte overname mag bevatten, is afhankelijk van het soort werk waaruit tekstgedeelten worden geciteerd.
Maximum lengte korte overname afhankelijk van soort geciteerd werk
Voor literaire werken geldt dat zonder voorafgaande toestemming gedeelten kunnen worden gebruikt die korter zijn dan 2500 woorden. Gaat het echter om een niet-literair werk, dan mag men tot 10.000 woorden gebruiken. Voor artikelen uit tijdschriften geldt een bovengrens van 8000 woorden. Neemt men in een blokboek, syllabus of reader méér over dan de daarvoor gestelde grens, dan is er sprake van een niet-korte overname. Billijke vergoedingen voor korte gedeelten worden collectief betaald aan Stichting PRO. De hoogte van de vergoedingen wordt jaarlijks geïndexeerd en wordt steeds vaker gebaseerd op het aantal studenten dat les neemt aan de instelling dan wel het aantal dat ingeschreven staat voor een bepaald vak.
Korte overnames hoeven dus niet gemeld te worden. Wel moet er een controle exemplaar van het onderwijsmiddel dat auteursrechtelijk beschermd materiaal van derden bevat aan Stichting PRO worden gezonden, bij voorkeur digitaal. De Afkoopregeling is de bekendste readerregeling en heeft een geldingsduur van 1 jaar.
Readerovereenkomst lange gedeelten
Een onderwijsinstelling die een niet-korte overname wenst te gebruiken, kan eveneens bij Stichting PRO terecht. Het gros van de Nederlandse uitgeverijen heeft deze Stichting gemandateerd om toestemming te regelen en de vergoedingen te incasseren en te verdelen (repartitie). Een school kan online om toestemming vragen en ontvangt dan een individuele maatwerk licentie en een factuur. In dit geval wordt er dus zowel vooraf toestemming gevraagd als een billijke vergoeding betaald. Ter controle dient – net zoals bij de Afkoopregeling – een digitaal bewijsexemplaar aan Stichting PRO te worden gezonden. De maximum lengte van korte gedeelten is derhalve mede afhankelijk van het onderscheid tussen citeren uit literaire werken en citeren uit niet-literaire werken. De toestemming is geldig voor 1 jaar.
Losse artikelen en digitale overnames: Stichting PRO
Voor de overname van losse artikelen in een digitale leeromgeving moet ook een vergoedingworden betaald. Het uploaden van een bewijsexemplaar - of de digitale overnames nu kort of lang zijn – is hier niet nodig. Stichting PRO heeft een stappenplan met checklist samengesteld om het readermelden te vergemakkelijken.
Andere publicatie en reproductieregelingen en initiatieven die door Stichting PRO in goede banen worden geleid zijn de Leenrechtregeling, de Copyright Licentie en Incassobureau PRO (CLIP) en PRO-Mandaat. De Stichting wordt gefaciliteerd door het Centrum Dienstverlening Auteurs- en aanverwante Rechten (CEDAR BV).
Modern Europees kader voor auteursrechten
Europeanen krijgen in de toekomst betere toegang tot legale online content. De Europese Commissie heeft daartoe een visie ontwikkeld die zal worden uitgewerkt in concrete wetgevingsvoorstellen. Wetgeving die beter dan nu inspeelt op de behoefte van belanghebbenden bij intellectuele eigendomsrechten (zoals auteursrechten en naburige rechten op muziek) in een alsmaar veranderend digitaal landschap.
Het doel van de wetsvoorstellen is tweeledig: betere toegang tot legale downloads en streams op het internet voor de consument en daarbij een eerlijker vergoeding voor auteurs en uitgeverijen. Uiteraard heeft ook de onderwijssector baat bij een dergelijk modern EU-kader.